Als je in een doodskist ligt, zoals ik
opgebaard tentoongesteld, keihard stinkend, zoals ik
groeien dan mijn haren nog? Groeien dan mijn haren
nog beter dan voorheen? KNOESTEN!
En de knoesten, hoe zit dat?
Vertellen zij hoe vaak ik zal vertakken? Zal het menigeen
verbazen hoe diep mijn wortels reiken? Of zijn ze enkel
resten van een leven, dood dus, zoals ik.
Wat moet ik? Wat moet ik? Wat moet ik met?
Wat moet ik met gedachten als:
Stoppelbaard balsem, zou het? Echt, hoe dan? DUIVEN!
Of de duiven: waarom koeren duiven alles met een oe?
Voeren, poepen, loeren, noeken,
noem ze dan ook doeven, goedverdoeme

VERKIEZINGEN!
Bij de duiven op de markt ligt een partij
afgekeurde tomaten. De oude vrouw achter de kraam
geeft de jongeren een appel terwijl ze smalend in de verte tuurt. IBA!
De wat? De IBA!
Stadsontwikkeling mag wat meer vaart krijgen
zonder het slepend anker van ‘Die INTERNATIONALE BAU AUSSTELLUNG’!
Van de lege panden druipt poëzie van de etalageruiten:
Deze leegstand is ook van U! Voetnoot: dit gedicht werd mede mogelijk
gemaakt door Amazon, Coolblue en bol punt com.

SLOPEN!
eigenlijk zouden ze alle steden
eens flink moeten slopen
om te weten hoe het voelt:
tocht door straten als zout in wonden.
laat ze maar eens zoeken naar het hart
om te kijken of het nog klopt als op het schermpje
op een zaaltje met een bedje en een monitortje met bliepjes.
Bliep, bliep bliep, bliep bliep.
winnen doe je bij gemis aan leegte
met de hand op de stekker eerlijk durven zijn:
euthanasie is ook een oplossing.
ze kunnen ook met een tandenborstel
groen beslagen koepels opkalefateren,
mos tussen oude kinderkopjes uitschrapen
of het leger des heils onteren
de echte stad vindt zich pas
als het hart is blootgelegd.

WIJKEN
Het liefst keek ik naar jullie.
Het liefst keek ik van boven naar jullie
Het liefst keek ik van boven op die berg
door de skyline van de stad tot in de huiskamers
van de stadsdelen, tot in de zithoeken van de wijken,
tot in fauteuils van de buurtschappen.
Het liefst keek ik naar jullie.
Het liefst keek ik naar. Het liefst keek ik.

TROTS
Mensen vroegen mij ook wel eens:
Meneer de Stadsdichter, hoe zit dat nou met die trots?
Dan zei ik meestal: Kijk, trots krijg je niet alleen
door veel en hard te roepen hoe goed het wel niet gaat.
Positivisme is een misselijk instrument.
Bah zeg, wat negatief! Hoe dan ook:

(en) als we over
tweeënhalf tijdperk
weer hier zouden staan –
aggregatietoestand ongewis,
pover zelfbeeld bovendien –
kijk ik nog steeds
naar jou, lookalike
in het dal.

waar twee lopen
lijken te kruisen in de kolk
die wij stad noemen
liggen pijn en schoonheid
innig verstrengeld te wachten.
het drijfzand kent onze namen nog
van de keren dat wij er op elkaar
doorheen zijn gezakt.
hoe we hebben geschreeuwd
staat in bloed gekerfde woorden
langs de schachten; realistisch
beschouwd heeft niemand
nog recht van spreken.

hoe dan ook
zal niemand ons
nog horen als we over
tweeënhalf tijdperk
weer hier zouden staan.

Realistisch beschouwd heeft niemand
nog recht van spreken als je dood bent, zoals ik.
Liggend in een doodskist, zoals ik.

De Stadsdichter is dood, lang leve de Stadsdichter