hoe kunnen wij
met z’n drieën zijn
als in een metafysisch
onderonsje het bestaan
in twijfel wordt getrokken?
voor even leek het zo
een samensmelting van
de onverteerde resten van een koe
en vis; een afvalzak symbolisch neer-
gezet. de plek die ons samenzijn
bevestigd zag. maar niets was
minder waar van de verhalen
over ons gekleurd verleden.
vanaf het hekwerk
keken wij hoe koeien graasden,
hoe tijd naar beneden helde,
vertelden we over scholen,
over kerken of rode kozijnen.
we zagen vissen verschieten
in de overloop van de vijvers
van de resten van het kasteel:
poort naar een toekomst.
en nog dachten we niet
aan een afvalzak, vele jaren later
met de ballast van een jeugdig
rotsvast verleden.