waar ligt de stad
in een stad of het dorp
als wijk geboren en getogen?
het kleine broertje fietst niet meer;
hij loopt. afgebroken trapper in zijn ene hand,
fiets in zijn andere. de weg vanuit de Willemien
ligt nog niet overdwars met een supermarkt of
drogisterij. door de waterleiding van de stad
stroomt pedant stilzwijgen en een enkele traan.
een onzichtbare bron kan nu niet van nut zijn
voor de panne die het kleine broertje treft.
ondertussen even verderop:
een overkraagde gevel en de waterpomp
die druipt van leven als broodnodige zuurstof
verandert het aanzicht van een stad die hapt
naar adem omdat ze uit haar voegen barst.
in de gats bij opa en oma is de kapotte fiets
vergeten. opa trapt een balletje mee: ‘binnekant
voot, nit mit d’r punt!’ totdat een eerste vlucht
duiven al cirkelend een toevlucht zoekt.
‘sjnel noa binne, ich mot noa ‘t doefes.’
de combinatie van chocolaatjes en televisie
biedt troost in het nog jonge leven, turbulent
en gedreven, in de warmte op de baan.