Het lokale buitje waait over.
Genageld aan dat wat haar al lang is ontnomen,
haalt ze de aarde onder haar nagels vandaan.
Niet revaliderend, maar juist in ontplooiing,
beweegt ze zich voort.

Ze probeert haar tenen tussen de voegen van de tegels te plaatsen,
om de samenhang ervan te vermijden.
Haar gesmolten ijs laat sporen achter,
maar volgen kan ik haar niet.

Voortbordurend op trots,
siert een vaal gewaad haar prille verschijning.
De ontgroening die plaatsvindt,
geeft weinig kleur.

Ik weet niet of het went.
Of dat het ooit zal moeten wennen.
De wervels van de stad zonder naam staan scheef.
Ze wordt overwoekerd door de regen,
die zijn neerdalen niet vindt.

Onopgelost te midden van het gepeupel,
als een sudoku in de krant.
We spelen mikado met elkaars gedachten.
En toch vraag ik mij af.