de psychologie van verstoppertje spelen
begreep je eigenlijk als kind al
tussen het tellen en gevonden worden
had je even rust
één keer in het jaar heb je het nodig
een tweede mens om in te vluchten
een helend masker dat je even
laat verdwijnen in een ander
wie tot het klokhuis van een mens wilt bijten
blijft nuchter tussen dronkenlappen
je ziet de barsten in eenieders masker
het ongebonden kind daarachter
gehurkt, verstopt in mama’s kledingkast
en net zo intens als dat de muziek
tegen de romp van de kerk smakt
aai je weer haar zijden blazers
ruik je haar parfum
de pluche koe die aan je mouw bungelt
je noemde hem Lucebert
hij was erbij
het is al ver na sluitingstijd
wanneer je bolgeproost een bed opzoekt
de bas nog tollend in je oorschelp
denk je: niemand die me vinden zou