ik ken een stad en als je haar fundamenten aait
spinnen haar burgers als zalige katten dan rennen
ploppen ze naar buiten dan zijn ze op hun best
je hoort wel eens van zondagen waarop
ademhalen hoorbaar wordt –
ik ken een stad die nog echoën kan
zoals vroeger je moeder riep
kom je eten
en hoe je haar terstond kon horen
er zijn nachten waarop je koffers
tromroffelen in je kast
ze fluisteren van steden
waarin je beter gedijt
maar deze stad
ze heeft mij als een kind omklemd
en smeekt me – beveelt me om er te aarden